Melden van vermoedelijke bijwerkingen

Het melden van vermoedelijke ongewenste effecten/bijwerkingen is een zeer belangrijk onderdeel van diergeneesmiddelenbewaking. Hoe meer wordt gemeld, des te nauwkeuriger het inzicht in bijwerkingen van diergeneesmiddelen.

Voordat een diergeneesmiddel een handelsvergunning krijgt, beoordeelt het Bureau Diergeneesmiddelen of het gunstig werkt en veilig is aan de hand van onderzoeken uitgevoerd door de handelsvergunninghouder. Dit gebeurt dus voordat het voor gebruik in dieren beschikbaar komt. Mogelijke bijwerkingen komen naar voren tijdens dit onderzoek, voordat het diergeneesmiddel wordt toegelaten. Deze bijwerkingen staan vermeld in de bijsluiter van het diergeneesmiddel.

Nadat het diergeneesmiddel is toegelaten en op de markt is, kunnen er nog onbekende (vermoedelijke) bijwerkingen gezien worden. Dit gebeurt met name door diereigenaren en dierenartsen omdat dan een veel grotere groep dieren wordt behandeld met het diergeneesmiddel. Aan de hand van meldingen wordt ook de frequentie uitgerekend hoe vaak een bepaalde, nog onbekende bijwerking,  in een groep behandelde dieren voorkomt. Als er weinig wordt gemeld zal dit getal een onderschatting van het daadwerkelijk aantal getroffen dieren zijn. Het is dus van groot belang dat zoveel mogelijk wordt gemeld als er een vermoeden is van een bijwerking na toepassing van een diergeneesmiddel.

Welke vermoedelijke ongewenste effecten (bijwerkingen) kunnen worden gemeld?

Een overzicht van het type vermoedelijke bijwerkingen/ongewenste effecten kunt u vinden in artikel 73 van verordening 2019/6.

Deze zijn:

  • elke ongunstige en onbedoelde reactie bij een dier op een diergeneesmiddel;
  • elke vaststelling van een gebrek aan werkzaamheid van een diergeneesmiddel;
  • elk milieu incident;
  • elke schadelijke reactie bij mensen die zijn blootgesteld aan een diergeneesmiddel;
  • elke overschrijding van de MRL (aantreffen te hoog gehalte aan residuen in dierlijke producten) nadat de vastgestelde wachttijd in acht is genomen;
  • elk vermoeden van overdracht van een infectieus agens via een diergeneesmiddel;
  • elke ongunstige en onbedoelde reactie bij een dier op een geneesmiddel voor menselijk gebruik.

Ongewenste effecten na afwijkend gebruik worden ook beschouwd als (vermoedelijke) bijwerkingen. Bijvoorbeeld bij toepassing van diergeneesmiddelen bij diersoorten die niet staan vermeld in de productinformatie die bij de handelsvergunning hoort of bij afwijkende doseringen.

Meer informatie

Heeft u nog aanvullende vragen over het melden van een bijwerking? Neem contact op met het Bureau Diergeneesmiddelen.

Hoe kan ik een bijwerking melden?

Diereigenaar/Dierenarts

Diereigenaren en dierenartsen melden vermoedens van bijwerkingen na het gebruik van diergeneesmiddelen bij de betreffende handelsvergunninghouder (leverancier) of bij het Bureau Diergeneesmiddelen.

Melden als diereigenaar

Als diereigenaar kunt u (vermoedelijke) bijwerkingen melden als u denkt dat deze optreden na toepassing van een diergeneesmiddel op uw dier(en).

U kunt dit melden:

  • Bij een dierenarts. Dit is het eenvoudigst. De dierenarts is vervolgens verplicht om de vermoedelijke bijwerking in dier of mens te melden aan de handelsvergunninghouder of aan het Bureau Diergeneesmiddelen.
  • Aan de leverancier (handelsvergunninghouder) van het diergeneesmiddel. Neem hiervoor rechtstreeks contact op met de leverancier die vermeld staat op het etiket en/of de bijsluiter van het diergeneesmiddel. De leverancier is verplicht uw melding te accepteren, op te slaan in een gegevensbestand, de melding te onderzoeken en door te sturen naar de databank voor diergeneesmiddelenbewaking (Eudravigilance)databank van de EMA. Indien het een vermoedelijke bijwerking in het dier van een geneesmiddel (voor de mens) betreft dan moet deze melding gedaan worden aan het Bureau Diergeneesmiddelen.
  • Aan het Bureau Diergeneesmiddelen. U kunt uw melding rechtstreeks versturen aan het Bureau Diergeneesmiddelen via het formulier voor melding van een (vermoedelijke) bijwerking van diergeneesmiddelen.

Melden als dierenarts

  • Als dierenarts heeft u een belangrijke poortwachtersfunctie bij de toepassing van diergeneesmiddelen. U bent verplicht vermoedelijke bijwerkingen/ongewenste effecten in dier en mens binnen 15 dagen te melden aan de handelsvergunninghouder/leverancier of aan het Bureau Diergeneesmiddelen (zie Regeling diergeneesmiddelen 2022 artikel 5.1). Als u een bijwerking vermoedt na gebruik van een diergeneesmiddel uit een derde land of na gebruik van een geneesmiddel (cascade) kunt u dit melden bij het Bureau Diergeneesmiddelen.
  • Uiteraard is het aan de hand van 1 dier of geval niet mogelijk voor een dierenarts om zeker te zeggen dat een ongewenst effect gerelateerd is aan de behandeling met een diergeneesmiddel. Daarom spreken we altijd van een vermoedelijke bijwerking of vermoedelijk ongewenst effect.
  • Als u melding doet bij het Bureau Diergeneesmiddelen, gebruik hiervoor dan het formulier voor melding van een (vermoedelijke) bijwerking van diergeneesmiddelen.
  • Meer informatie over bijwerkingen kunt u vinden op de website van het Europees geneesmiddelenagentschap (EMA). En in IRIS (zie hieronder)

Wat gebeurt er met mijn melding?

Handelsvergunninghouders (en de autoriteiten) zijn verplicht meldingen van vermoedelijke ongewenste effecten/bijwerkingen door te sturen naar de Europese databank voor diergeneesmiddelenbewaking (Eudravigilance) van de EMA. In deze databank staan alle meldingen opgeslagen uit de hele wereld van diergeneesmiddelen die geregistreerd zijn in de Europese Unie.

Aan de hand van alle meldingen die in de Eudravigilance staan, voeren de handelsvergunninghouder en de autoriteiten een zogenaamde signaaldetectie uit per diergeneesmiddel of werkzame stof. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een algoritme in die databank. Dit is een soort wiskundige analyse op alle gemelde klinische verschijnselen (bijvoorbeeld diarree) van het betreffende diergeneesmiddel waarbij dit vergeleken wordt met de verhouding van alle gemelde klinische verschijnselen van alle andere diergeneesmiddelen (Relative Odds Ratio). Vervolgens moet uiteraard nog nader geanalyseerd worden of het daadwerkelijk voor de hand ligt dat het betreffende diergeneesmiddel betrokken is. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat in veel meldingen gelijktijdig ook een ander diergeneesmiddel was toegediend en dat de gemelde verschijnselen beter bij dat diergeneesmiddel passen. Of dat de tijd tussen toedienen van het diergeneesmiddel en optreden van de verschijnselen onwaarschijnlijk lang is.

Om dit proces goed te laten verlopen, is het dus zeer belangrijk dat de meldingen zoveel mogelijk informatie bevatten en dat deze informatie van goede kwaliteit is.

Bij een sterk vermoeten dat een bepaald ongewenst effect door het diergeneesmiddel wordt veroorzaakt, stuurt de handelsvergunninghouder een signaal naar IRIS (programma van de EMA) ter monitoring of aanpassing van de bijsluiter. Dit ingestuurde signaal wordt geanalyseerd door de autoriteiten. Als duidelijk is dat het diergeneesmiddel een bepaald ongewenste effect (bijwerking) veroorzaakt, neemt de handelsvergunninghouder of de autoriteit dit op in de bijsluiter. Dan is er geen sprake meer van een vermoedelijk ongewenst effect maar van een ongewenst effect, ofwel bijwerking.

U vindt informatie over ingestuurde signalen, ook die waarvan de link met het diergeneesmiddel (nog) niet volledig is vastgesteld, in IRIS. Zoek op het betreffende diergeneesmiddel.

Informatie voor de Handelsvergunninghouder

Meldingen

Als handelsvergunninghouder moet u alle individuele meldingen van vermoedelijke bijwerkingen binnen 30 dagen elektronisch rapporteren in Eudravigilance, de databank van de EMA. Dit geldt ook voor meldingen uit onderzoeken en nieuwe gegevens uit de literatuur.

Dit geldt dus ook voor de meldingen met betrekking tot diergeneesmiddelen waarvoor uitsluitend nationaal een handelsvergunning is verstrekt. Of voor meldingen waarbij vermoedelijke bijwerkingen in mens of dier zijn opgetreden buiten de Europese Unie na gebruik van een diergeneesmiddel dat ook is geregistreerd in de EU. De meldingen moeten in VICH format ingevoerd worden.

Een totaaloverzicht van de meldverplichtingen van de handelsvergunninghouder staat in:

EudraVigilance databank

(databank voor diergeneesmiddelenbewaking van de Uniedatabank, Union harmacovigilance databank)

EudraVigilance is de databank voor het beheren van alle meldingen en voor het analyseren van informatie over vermoedelijke bijwerkingen van diergeneesmiddelen die zijn goedgekeurd in de Europese Economische Ruimte (EER). Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) beheert het systeem namens het regelgevende netwerk voor geneesmiddelen van de Europese Unie (EU).

De in de verordening genoemde functionaliteiten voor diergeneesmiddelenbewaking zijn als volgt geïmplementeerd:

  • Registratie van meldingen van vermoedelijke bijwerkingen (AER's): EVWeb
  • Signaaldetectie en data-analyse: EVVet DWH (Data warehouse)
  • Signaalbeheer en inspectieresultaten: IRIS.

Meer informatie

Meer informatie over EudraVigilance Veterinary vindt u op de website van het EMA. Heeft u nog aanvullende vragen over de EudraVigilance databank? Neemt u dan contact op met het EMA, service desk.

Wettelijke basis

Afdeling 5 van de Verordening diergeneesmiddelen (de artikelen 73 t/m 81) beschrijft de regels met betrekking tot diergeneesmiddelenbewaking. Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1281 ofwel de Implementing Act on good pharmacovigilance practices  geeft hier verdere invulling aan.

Let op: Op grond van deze verordening zijn de regels met betrekking tot diergeneesmiddelenbewaking volledig veranderd. De verwachting is dat de komende periode de procedures nog verduidelijkt zullen worden en eventuele guidance documenten nog aangevuld of aangepast zullen worden. Zodra dit gebeurt, passen wij de tekst op deze website aan. Op de website EMA-pharmacovigilance kunt u altijd de laatste informatie over de nieuwe regels ten aanzien van farmacovigilantie vinden.