Soms staat op het medicijndoosje al veel informatie over het gebruik van het medicijn en hoe je het moet bewaren. Dat is in principe zo bij medicijnen die je zonder recept kunt kopen. Op de afbeelding hieronder staat de informatie die altijd op het doosje van medicijnen zonder recept moet staan.
Maar op de verpakking staat nooit alle informatie. De belangrijkste informatie over het medicijn kun je lezen in de bijsluiter. Lees deze altijd voordat je een medicijn gaat gebruiken.
-
1. De medicijnnaam wordt door de fabrikant aan het geneesmiddel gegeven. Dit kan een fantasienaam zijn of de naam van de werkzame stof met de naam van de vergunninghouder en de hoeveelheid werkzame stof.
-
2. De werkzame stof in het medicijn wordt vastgesteld door de World Health Organisation (WHO). Ook al bestaan er verschillende namen voor een bepaald medicijn, de stofnaam is altijd dezelfde, in alle landen, wereldwijd. De stofnaam en hoeveelheid staan meestal direct onder de medicijnnaam vermeld. Bijvoorbeeld ‘elke tablet bevat 10 mg ‘werkzame stof’.
-
3. De farmaceutische vorm geeft aan in welke vorm het medicijn beschikbaar is (bijvoorbeeld tablet, capsule, oplossing voor injectie, zalf). Op de verpakking staat ook de hoeveelheid, bijvoorbeeld het aantal tabletten in de verpakking.
-
4. De medicijnnaam staat ook in braille op de verpakking. Dit is verplicht. Zo weten ook blinden en slechtzienden welk medicijndoosje ze in handen hebben.
-
5. De vergunninghouder is het bedrijf dat het medicijn op de markt brengt. Aan dit bedrijf is een handelsvergunning afgegeven door het CBG. Adresgegevens staan meestal op de zijkant.
-
6. Soms staan er hulpstoffen op het doosje vermeld. Voor hulpstoffen waarvan het bekend is dat er allergische reacties op kunnen treden, is het verplicht deze op het doosje te vermelden. Bijvoorbeeld een hulpstof als ‘lactose’.
-
7. Fabrikanten zijn verplicht de houdbaarheidsdatum op de verpakking te zetten. Ook staan er vaak bewaarvoorschriften op zoals: ‘Bewaren in de originele verpakking ter bescherming tegen vocht’ of ‘Bewaren beneden 25 graden’.
-
8. In het doosje van jouw medicijn zit altijd een bijsluiter. Daarin staat belangrijke informatie over hoe je jouw medicijn goed gebruikt. Hierin lees je ook wanneer je het medicijn niet mag gebruiken en wanneer je juist voorzichtig moet zijn. Ook mogelijke bijwerkingen worden vermeld.
-
9. Is een medicijn goedgekeurd, dan krijgt het een uniek registratienummer: het RVG-nummer. Het RVG-nummer is altijd een uniek nummer en betekent Register Verpakte Geneesmiddelen.
-
10. Afleverstatus. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen bepaalt waar het medicijn verkrijgbaar is. Geneesmiddelen met de afleverstatus UR zijn Uitsluitend op Recept van de arts of specialist verkrijgbaar bij de apotheek.
-
11. Door de 2D-matrix code te scannen kan de apotheker zien waar het medicijn is gemaakt en verpakt. De apotheker controleert zo ook of het medicijn echt is, voor hij het aan je meegeeft. Dit kan doordat in de code unieke informatie over het medicijn staat. In de 2D-code staan het productnummer (PC), het serienummer (SN), het batchnummer (Lot) en de houdbaarheidsdatum (Exp.) van het medicijn. Deze nummers staan ook apart vermeld op de verpakking van het doosje.
-
12. Het zegel zit als een (transparante) sticker over de opening van het doosje. De apotheker controleert of het zegel is verbroken. Als het zegel nog heel is, is het doosje niet eerder geopend. Nadat de 2D-matrix-code en de verzegeling door de apotheker zijn gecontroleerd, mag het medicijn worden afgeleverd. De apotheker mag het zegel zelf verbreken. Bijvoorbeeld om een Nederlandse bijsluiter toe te voegen of om de dosering voor je op maat te maken.