In beleidsdocument MEB49 omschrijven we het beleid rond Compassionate Use Programma’s (CUP). Hieronder beantwoorden we veel gestelde vragen.
Algemeen
Stel je vraag via ons contactformulier. Geef in het formulier aan dat de vraag over Compassionate Use gaat.
Bij een CUP gaat het om de behandeling van een groep patiënten (een cohort) die lijden aan een chronische ziekte, een ziekte die de gezondheid sterk beïnvloedt of die levensbedreigend is. Deze ziekte is moeilijk of niet te behandelen met een geregistreerd geneesmiddel. Een fabrikant kan een verzoek voor een CUP indienen bij het CBG.
Bij levering op artsenverklaring wordt voor een individuele patiënt door een arts een artsenverklaring opgesteld. Een arts kan dit doen indien naar het oordeel van de arts behandeling niet mogelijk is met een in Nederland geregistreerd geneesmiddel. Met deze verklaring kan de apotheek, een groothandel, een fabrikant, of een apotheekhoudend huisarts bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een verzoek voor toestemming indienen om het niet in Nederland toegelaten geneesmiddel te mogen afleveren.
Meer informatie over leveren op artsenverklaring is te vinden op de website van de IGJ.
Bij een aanvraag voor een CUP moet er een indicatie zijn. Alleen patiënten met die indicatie komen in aanmerking voor deelname aan de CUP. Reageren patiënten niet op andere behandelopties, maar voldoen ze wel aan de indicatie van de CUP? Dan komen deze patiënten in aanmerking voor deelname.
Nee, de wetgeving biedt geen mogelijkheid om een CUP aan te vragen voor een nieuwe indicatie van een geregistreerd geneesmiddel. CUP-wetgeving is namelijk gebaseerd op een uitzondering voor het in de handel mogen brengen van een niet geregistreerd geneesmiddel. Niet geregistreerde indicaties van een geregistreerd geneesmiddel vallen wettelijk gezien onder de regels voor off-label gebruik.
De fabrikant is verplicht alle vermoedelijke bijwerkingen te verzamelen. Vermoedelijke bijwerkingen waarbij een mogelijk verband bestaat met het geneesmiddel stuurt de fabrikant naar EudraVigilance. Hierbij zijn de richtlijnen in Good Vigilance Practice Module VI leidend. Loopt het programma langer dan een jaar? Dan dient de fabrikant na een jaar een veiligheidsrapport met recente data in.
Zijn er ontwikkelingen die aanleiding geven om het CUP-besluit te heroverwegen? Dan neemt de fabrikant ook contact op met het CBG. Bijvoorbeeld wanneer deelnemers aan de CUP behandeld kunnen worden met een nieuw goedgekeurd geneesmiddel dat op het moment van de goedkeuring van de CUP niet beschikbaar was. Of wanneer de fabrikant geen aanvraag bij het EMA indient of deze intrekt, of wanneer er nieuwe ernstige bijwerkingen optreden.
Aanvraag en goedkeuring
Er zijn drie criteria waaraan een geneesmiddel moet voldoen om voor een CUP in aanmerking te komen:
- Het geneesmiddel is bedoeld voor de behandeling van een groep patiënten met een chronische ziekte, een ziekte die de gezondheid sterk beïnvloedt of levensbedreigend is;
- Deze ziekte is moeilijk of niet te behandelen met een ander geregistreerd geneesmiddel;
- Voor het geneesmiddel loopt een aanvraag voor een handelsvergunning, of lopen de klinische studies nog (voor de onderbouwing van een aanvraag).
Alleen de fabrikant van het geneesmiddel kan een aanvraag voor een CUP indienen.
Loopt er een registratieaanvraag bij het EMA? Dan heeft het CBG het registratiedossier al in bezit. Verwijs dan in de CUP-aanvraag naar het registratiedossier.
Loopt er nog geen registratie-aanvraag bij het EMA? Stuur dan met de CUP-aanvraag een onderbouwing mee waarop het CBG de aanvraag kan beoordelen.
Meer informatie over wat er in die onderbouwing moet staan, staat in het aanvraagformulier.
De beoordeling bestaat uit een aantal stappen:
- Na ontvangst van de aanvraag gaat het CBG na of alle gegevens aanwezig zijn om de aanvraag in behandeling te nemen. Binnen twee weken informeert het CBG de aanvrager of we de aanvraag kunnen beoordelen. Als we aanvullende informatie nodig hebben, hoort de aanvrager dat ook binnen twee weken.
- Het CBG beoordeelt de CUP-aanvraag en de onderbouwing van de aanvrager aan de hand van de gestelde criteria. Vervolgens wijst de beoordeling uit of de balans tussen de werkzaamheid en veiligheid van het geneesmiddel positief is.
- Het CBG informeert de aanvrager zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 6 weken na start van de beoordeling. Kan het CBG nog geen besluit nemen? Dan vragen we of de fabrikant aanvullende gegevens kan delen.
Het gaat hierbij om een overzicht van alle relevante studies. Dat zijn de studies waar patiënten uit de doelgroep van het medicijn kunnen instromen. Bij voorkeur bevat het overzicht een verwijzing naar het EU Clinical Trials Register.
Nee, het aanvragen van een CUP is in elk land anders. Een CUP-aanvraag in Nederland is uitsluitend voor Nederland. EU-landen bepalen zelf hun eigen regels en procedures voor CUP.
Ja. Met een positieve EC decision is het geneesmiddel in de EU, en daarmee in Nederland, geregistreerd. Het CBG kan geen CUP goedkeuren voor een geneesmiddel dat al geregistreerd is.
Vóórdat de Europese Commissie het besluit neemt, heeft het beoordelingscomité CHMP een opinie opgesteld. In de periode tussen deze opinie en het EC-besluit kan het CBG nog wel een besluit nemen over de CUP. Heeft de EC een besluit genomen en het CBG dat nog niet gedaan over de CUP-aanvraag? Dan eindigt de aanvraagprocedure zonder dat het CBG overgaat tot een besluit.
De fabrikant krijgt een goedkeuring voor onbepaalde tijd. Die goedkeuring geldt tot het moment dat voor het medicijn een handelsvergunning is verleend, of eerder als bijvoorbeeld blijkt dat de balans tussen werkzaamheid en schadelijkheid negatief is en hierdoor de CUP moet eindigen.
Aan de CUP wordt de voorwaarde gesteld dat de patiënten in de CUP toegang blijven houden tot het geneesmiddel tot het moment dat er voor het geneesmiddel een positief vergoedingsbesluit is genomen en het in de handel verkrijgbaar is.
Tot 2023 gold een goedkeuring voor de termijn van 1 jaar, waarna een verlenging moest worden aangevraagd. Dit is echter niet meer aan de orde.
Dit is niet op voorhand te bepalen. Als er een nieuw geneesmiddel komt, moeten we bepalen of het CUP-geneesmiddel nog voldoet aan de CUP criteria. Dat gaat dan vooral om het tweede criterium of er geen geregistreerd alternatief beschikbaar is. Mogelijke uitkomsten zijn het stoppen van de CUP of een aanpassing van de indicatie waarvoor het middel kan worden toegepast.
Als een CUP-geneesmiddel een handelsvergunning krijgt
Ja. Ook patiënten die eerder niet aan het CUP programma deelnamen, kunnen voor behandeling in aanmerking komen. Dat kan dan onder dezelfde voorwaarden die gelden voor patiënten die in het kader van de CUP het geneesmiddel kregen en aan wie het verstrekt blijft worden na verlening van de handelsvergunning (zie ook hierboven “Hoe lang is een CUP geldig?”).
Nee, vergunninghouders hoeven het in de handel brengen pas melden bij het Meldpunt na afloop van het vergoedingstraject. De Geneesmiddelenwet spreekt van ‘daadwerkelijk in de handel brengen’. De CUP gaat over verstrekking aan een specifieke patiëntengroep, die ook na registratie kan doorgaan. Hieronder verstaan we niet het ‘daadwerkelijk in de handel brengen’.
Zodra een CUP-medicijn een handelsvergunning heeft, moet de registratiehouder het additionele risico-minimalisatiemateriaal (aRMM) in Nederland implementeren. Ook als het geneesmiddel nog niet vergoed in de handel wordt gebracht. De registratiehouder legt het aRMM aan het CBG voor. Het CBG toetst het aRMM aan de eisen in beleidsdocument MEB 45. De registratiehouder moet daarom de aanwijzingen in MEB 45 opvolgen. Wijkt het materiaal of de manier van distributie van het aRMM op punten af van de eisen in MEB 45? Dan moet de fabrikant dat voorleggen aan het CBG.
De continuïteit van de verstrekking van het geneesmiddel staat overigens voorop. Het proces van beoordeling en goedkeuring van het aRMM moet de levering dan ook niet ophouden. Patiënten moeten toegang houden tot het geneesmiddel, ook na verlening van de handelsvergunning.
Beëindiging van een CUP-programma
Ja, dit kan. De fabrikant informeert het CBG wanneer deze het voornemen heeft om na goedkeuring van een CUP de levering van het geneesmiddel te beëindigen. Het CBG en de fabrikant stemmen de gevolgen af, die de beëindiging van de CUP voor de behandeling van patiënten kan hebben. De fabrikant en het CBG bepalen samen bij welke andere partijen zij hierover inbreng vragen.
Vrijgifte, verpakking en informatievoorziening
Als onderdeel van de CUP-aanvraag moeten fabrikanten ook een behandelprotocol indienen. In het behandelprotocol staan aanbevelingen voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg over hoe ze het geneesmiddel veilig en effectief moeten toedienen en gebruiken. Hierin staat relevante informatie over de klinische, farmacologische en farmaceutische eigenschappen van het geneesmiddel.
Ook staat er informatie in over de voorwaarden voor patiëntmonitoring, het werkingsmechanisme, effectiviteit, belangrijke interacties, waarschuwingen, bijwerkingen, dosering, speciale populaties, in- en exclusiecriteria en behandelingsduur. De behandelend arts krijgt dit protocol binnen het programma.
Ja, vrijgifte in compliance met GMP (Good Manufacturing Practice) door een QP is vereist, ongeacht de status van de handelsvergunning van het geneesmiddel. Het bedrijf dat het geneesmiddel vrijgeeft moet dus ook een Europese fabrikantenvergunning en een importvergunning (MIA) hebben.
Voor de verpakking van het CUP-geneesmiddel zijn in het kader van verstrekking onder CUP geen regels vastgelegd. Aangezien het geneesmiddel niet is geregistreerd, raden we aan om hierbij dezelfde taal te gebruiken als bij geneesmiddelen die in het kader van klinisch onderzoek worden verstrekt.