Wat zit er in een vaccin?

In elk vaccin zitten naast de werkzame stoffen ook hulpstoffen. Allemaal om te zorgen dat het vaccin het goed doet. Deze stoffen hebben vaak een moeilijke naam. Maar je kent ze waarschijnlijk wel. Want ze komen ook voor in alledaagse producten, zoals voedsel. 

Uitleg van de nummers in de afbeelding

Vloeistof

Een vaccin is vloeibaar als je de prik of druppels krijgt. De meeste vaccins bestaan voor het grootste deel uit puur water. In één prik zit vaak ongeveer een halve milliliter.

Werkzame stoffen

In een vaccin zitten herkenbare deeltjes van een ziekteverwekker (zoals een virus of bacterie). Die deeltjes noemen we antigenen*. Als je een prik krijgt, ziet jouw lichaam de antigenen als lichaamsvreemd. Je afweersysteem gaat aan het werk en je maakt alvast antistoffen tegen de ziekteverwekker. Als je later echt in aanraking komt met het virus of de bacterie waarvoor je bent gevaccineerd, kan jouw afweersysteem de ziekteverwekker makkelijker opruimen. En daardoor word je niet of minder ziek.

* In sommige vaccins zitten de antigenen zelf. In andere vaccins zit alleen het recept voor de antigenen (mRNA). Lees meer over verschillende soorten vaccins in de tekst onder de tekening.

Stabiliserende hulpstoffen

Stabiliserende hulpstoffen zorgen ervoor dat het vaccin in goede staat blijft tijdens de houdbaarheidsperiode. Dit is belangrijk voor de werkzaamheid en veiligheid van vaccins. Voorbeelden van stabiliserende hulpstoffen zijn gelatine, zout en suiker.

Conserverende hulpstoffen

Conserverende hulpstoffen zorgen ervoor dat we een vaccin langer kunnen bewaren. Deze stoffen zorgen dat er geen bacterie, gist of schimmel kan groeien in een vaccin. De conserverende hulpstoffen in een vaccin zijn niet schadelijk voor mensen omdat het maar kleine hoeveelheden zijn. Een voorbeeld van een conserverende hulpstof is formaldehyde. Deze stof komt bijvoorbeeld ook voor in fruit en vlees.

Versterkende hulpstoffen

In sommige vaccins zitten versterkende hulpstoffen (of: het adjuvant). Deze zorgen ervoor dat je afweersysteem sterker kan reageren op de antigenen. Daardoor werkt het vaccin beter. Een nadeel van versterkende hulpstoffen is dat ze ook de eventuele bijwerkingen van een vaccin kunnen versterken. Zo kan de huid rond de plek van de prik bijvoorbeeld iets dikker worden. Een voorbeeld van een versterkende hulpstof is aluminiumzout. Aluminium zit bijvoorbeeld ook in fruit en chocolade. Zie ook de uitleg hieronder over aluminium in vaccins.

Reststoffen

Reststoffen zijn restjes van de stoffen die worden gebruikt om de antigenen te maken voor gebruik in een vaccin. Deze stoffen worden zoveel mogelijk tijdens het productieproces verwijderd, maar er kunnen kleine restjes achterblijven. De hoeveelheden zijn zo klein, dat ze geen gevolgen hebben voor de gezondheid. Voorbeelden van reststoffen zijn antibiotica, suiker en bepaalde typen eiwitten.

Er zijn verschillende soorten stoffen die je in een vaccin kunt tegenkomen. Bekijk je de plaat op een computer of tablet? Klik op de plus-icoontjes in de tekening om meer te weten te komen over alle stoffen. 

Aanvullende informatie